5 van 6 kinderen overleden Jongerden
5 van 6 kinderen overleden Jongerden,
, -
ORA-184-3231; 18-07-1662: Maakt Jacob Jansz Jongerden bekent dat enige tijd geleden was overleden zijn moeder Geertje Claesdr nalatende 6 kinderen met de welcke Jan Jacobsz Jongerden sijns comparants vader was gebleven gemeens boedel sonder
eenighvertichtinge ofte bewijs te doen, Ende dat korts sijn voorn. moeders overlijden oock waeren gestorven 5 van de nagelaten kinderen, twijfelende hij comparant ofter in 't voorsz cas bij hem en sijn voorsz vader yet wegens de collateraleen
klemmende Interesse betaelt
-
ORA-184-3188A115; Op 18-07-1662 heeft Jacob Jansz Jongerden aengebracht dat zijn moeder Geertje Claesen? overleden zijnde de goederen die zij in 't gemeen had met zijn vader Jan Jacobsz Jongerden gedevolveert zijnde voor hem en zijn 5 zusters
en broeders die allen overleden zijn, de navolgende goederen voor hem en zijn vader gedevolveert bestaande uit de navolgende partijen: huis en stukken land (veel land, veel geld, veel namen aangrenzende landen.- Vader:
Jan Jacobsz Jongerden, zn. van Jacob Gerritsz Jongert en N1 Jans ,
geb. in 1604 te Huijsen; Koptienden Eerste: 1629-36,
ovl. op 01-01-1672 te Huijsen; Koptienden Laatste: 1675-29,
, -
JAN JACOBSZ JONGERT
Huizen Koptienden (1629-36 1675-29):
1629-36: + JONGERT
- v.VADER Jacob Gerritsz Jongert 5 Spt 5 cop 1/4
1633-60: op Jan Henricksz Spuelman 1/2
- op Henrick Jacobsz den Ouden 2 cop
- Situatie: 5 Spt 2 cop 3/4
1638-58: v. Goossen Tijmensz 4 cop
- Situatie: 5 Spt 6 cop 3/4
1647-48: v. Peter Cornelisz 3 cop
- Situatie: 6 Spt 1 cop 3/4
- ER STAAT: 6 Spt 1 cop 1/4
1651-48: v. Jacob Gerritsz de Jonge 2 cop
- Situatie: 6 Spt 3 cop 1/4
1665-35: v. Jan Henrick Gerritsz 1 cop 3/4
- Situatie: 6 Spt 5 cop
1675-29:op ZOON Jacob Jansz Jongert 6 Spt 5 cop
-
Haarlem-176-1527: Kroniek L.R.Lustigh
blz. 137: 1646 kind gestolen, zijn huisvrouw: Geertje Mels
blz. 138: Op de horens genomen
-
ORA-184-3188A115; 18-07-1662: Op 18-07-1662 heeft Jacob Jansz Jongerden aengebracht dat zijn moeder Geertje Claesen? overleden zijnde de goederen die zij in 't gemeen had met zijn vader Jan Jacobsz Jongerden gedevolveert zijnde voor hem en zijn
5 zusters en broeders die allen overleden zijn, de navolgende goederen voor hem en zijn vader gedevolveert bestaande uit de navolgende partijen: huis en stukken land (veel land, veel geld, veel namen aangrenzende landen)
-
ORA-184-3231; 18-07-1662: Maakt Jacob Jansz Jongerden bekent dat enige tijd geleden was overleden zijn moeder Geertje Claesdr nalatende 6 kinderen met de welcke Jan Jacobsz Jongerden sijns comparants vader was gebleven gemeens boedel sonder
eenigh vertichtinge ofte bewijs te doen, Ende dat korts sijn voorn. moeders overlijden oock waeren gestorven 5 van de nagelaten kinderen, twijfelende hij comparant ofter in 't voorsz cas bij hem en sijn voorsz vader yet wegens de collateraleen
klemmende Interesse betaelt
-
ORA-184-3171; 05-05-1671: Jan Jacobsz Jongerden en Lambert Claesz Prins als vooghden van de nagelaten weeskinderen van Jan Hendricksz, ter eenre @ Harmen Gerritsz mitsgaders sijn huijsvrouw Harmentge Lamberts voor desen weduwe van de voorn Jan
Hendricksz en moeder van de voorn weeskinderen aen d'andere sijde,
relatie.
- Moeder:
Geertje Claes Melsen, dr. van Claes Ebben ,
geb. in 1604,
176-1527-bl 137; Kroniek L.R.Lustigh: 1646 kind gestolen,
ovl. te Huijsen; < =1662; 184-3188A115; 18-07-1662,
, -
-
Haarlem-176-1527: Kroniek L.R.Lustigh: blz. 137: 1646; Gestolen kind uit huizen.
Ontrent den Jare 1646 doen is het alhier in den dorpe
Huijsen gebeurt, hoe dat geertje melsen, de Huijsvrouw van
Jan Jaap Jongerden, op eenen dagh, soo als haar voorz
man om plaggen te halen in 't velt was, Barens noot
overquam en terwijl sij niemant bij haar hadde
soo quam daar ter selver tijt een schamele vrouw,
met een mantje aen haar arm om een aelmoes aen de
deur bedelen, aen de welcke sij versogt dat sij eenige
Beuren mogt inhalen om haar te helpen dat sij Barens
noot hadde, de schamele vrouw segt tegens haar, dat
sij haar wel kon helpen, sij komt in huijs. sij helpt
haar, sij Baart een kint, sij helpt de kraam vrouw
te bedt, sij bakert het kint, sij wint het in doecken
sij gaat er stilletjes mee heen, de voornoemde man
komt met de wagen t'huijs, hij vint sijn vrouw in 't kraam
bedde Leggen, hij vraagt naar 't kint, sijn voornoemde
vrouw, verhaalt de vorenstaande sake, de arme
vrouw was met het kint wegh, men sogt de arme
vrouw met het gestoelen kint eenige dagen met
paarden, men vont niet, dese sake hebbe Ik seer
dickwils mijne ouders en andere Luijden die het beleeft
hadden hooren seggen
Ontrent den Jare 1710 doen was Rut Lambertsz doorn
aen de tol acker en willende van daar gaan
soo vraagt een out schamel mannetje aen hem waar
na toe, hij segt na huijsen, wel segt het oude mannetje
Ik ben oock een Huijser van geboorte maar Ik ben
een gestoelen kint, waar op de voorz. rut doorn seijde
kom ga mee Ik houde u geselschap, hij segt Ik ken geen
vrient of maagt Ik ga niet mee, rut doorn segt hoe
weet gij dat, dat gij een gestoelen kint bent, hij segt
dat sijn genaamde moeder te middelborgh in Zeelant
op haar sterf bedde Leggende niet kon sterven voor
dat sij aen hem hadde gesegt, dat hij tot Huijsen
geboren was, en sij hem daar gestoelen hadde
Rut doorn t'huijs gekoemen sijnde ende noijt van een
soo gestoelen kint gehoort hebbende, vertelde dit
aen mij, en aen andere oude Luijden, die alle seer wel
van dese geboorte en van dit gestoelen kint wisten
Ja Lubbert Jacobz peetje Lamberts en bijtje Willems
alle in de 80 Jaren out weten seer grondigh van dit
gestoelen kint te spreken, want het in haar Jonge
Jaren voorgevallen is
-
ORA-184-3188A115; 18-07-1662
-
ORA-184-3231; 18-07-1662.
>